Artikel uit Algemeen Dagblad/Sportwereld, juni 2004

De oudste deelneemster aan het NK wielrennen, morgen in Rotterdam, had met gemak de moeder kunnen zijn van de jongste. Marion Bax (48) uit Bavel en Loes Markerink (18) uit Raalte zijn beiden regerend wereldkampioen. De een bij de Masters, de ander bij de junioren. Nu rijden ze bij de elite-vrouwen.

MARION BAX, DOORZETTER

Door Vincent Ronnes

Marion Bax is een doorzetter. Daaraan heeft ze niet alleen de wereldtitel van de Masters (de 30-plussers) te danken. Het is haar doorzettingsvermogen dat haar ook in haar “gewone” leven op de been houdt. In oktober 1998 werd ze op de fiets aangereden. “Toen zag het er naar uit dat ik nooit meer zou fietsen.” Een moeilijke revalidatieperiode volgde, maar na enkele maanden zat ze weer op de fiets. Zelfs haar werk op de intensive care-afdeling van het Amphia-ziekenhuis in Breda kon ze tegen de verwachting in weer oppakken. “De orthopeed zei ook: jouw spieren zijn zo verschrikkelijk sterk. Daar doe je nu je voordeel mee.”

Fietsen is alles voor de geboren Rotterdamse. In de jaren 80 maakte ze deel uit van een wielerploeg, van wie Keetie van Oosten- Hage de bekendste was. “Op een gegeven moment raak je wat verzadigd, je hebt alles een keer gezien en toen ik op mijn 28ste ook nog last kreeg van blessures ben ik met wedstrijden gestopt. Ik moest meer rusten. Maar ik ben altijd wel blijven fietsen.”

Lange tijd fietste ze op haar dooie gemak met de recreanten mee. “Via de cyclo-sportieven ben ik toch weer bij wedstrijden terecht gekomen. Ik reed bij hen vaak met de eersten mee. Toen zeiden die anderen: joh, jij rijdt zo hard, je moet weer aan wedstrijden mee gaan doen.”

Dat advies heeft ze bepaald niet in de wind geslagen. Vorig jaar bijvoorbeeld fietste ze bij de elite-vrouwen zo’n 75 tot 80 wedstrijden. Ze won er drie, 25 keer was ze bij de eerste tien. Met natuurlijk als hoogtepunt het wereldkampioenschap van de Masters op de baan in Manchester.

Bij het WK op de weg werd ze derde, net als in de tijdrit. “Dit jaar ben ik bij de eerste wedstrijd gevallen, mijn sleutelbeen gebroken, dus daarom ben ik nu pas wat later op dreef.

“Je moet er veel voor laten, maar ook veel voor doen. Het belangrijkste is dat je het graag doet.” Het moge duidelijk zijn, aan trainen heeft ze geen hekel. Per week zit de 48-jarige West-Brabantse zo’n 20 tot 25 uur op de fiets.

“Over het algemeen krijg ik wel leuke reacties.” Haar leeftijd is uitzonderlijk in de categorie elite. “Vorig jaar werd ik 22ste op het NK. Ik neem me voor dit jaar bij de eerste 40 te rijden.”

Dat ze er volgend jaar weer bij zal zijn sluit ze zeker niet uit. “Ik ben ook nog uitgenodigd aan de Holland Ladies Tour deel te nemen. Ook ben ik gevraagd volgend jaar bij een club jonge meiden uit Limburg te gaan fietsen. Dan ga ik wat aanwijzingen geven tijdens de wedstrijden. Een beetje wegwijs maken. Dat lijkt me wel leuk. Ik merk nu al tijdens wedstrijden dat ze me opzoeken. Ik denk wel dat ik ze wat kan leren.”

LOES MARKERINK, AANVALSTER

Loes Markerink is een aanvalster. Ze is niet het type dat het allang mooi vindt om morgen alleen maar mee te fietsen met de vrouwen van naam. Als het even kan mogen ze verwachten dat de jongste deelneemster van het veld in de aanval gaat. ” Aanvallen wil ik altijd wel. Je moet een beetje geluk hebben, proberen weg te komen met een groepje.”

Haar aanvalslust heeft haar jonge leven al van veel mooie momenten voorzien. Loes is een sportvrouw. Ze hockeyde tot haar 14de, op haar 12de begon ze met fietsen. Maar die combinatie was na twee jaar al niet meer vol te houden.

Als lid van de wielerclub CTR Raalte trainde ze twee keer per week, elke dinsdag en donderdag een beetje sprinten en zo nu en dan wat specifieke oefeningen. Toen ze Nederlands kampioene werd bij de dames-nieuwelingen (15-16 jaar) kwam ze in de nationale selectie van Monique Knol en begon het pas echt te kriebelen.

Op het WK voor junioren in 2002 in het Belgische Zolder moest ze nog het voorbereidende werk verrichten voor de latere wereldkampioene Suzanne de Goede. Zelf werd ze 31ste. Vorig jaar in het Canadese Hamilton (“de eerste keer dat ik in een vliegtuig zat, was wel gaaf”) mocht ze meer haar eigen gang gaan. Dat leverde een prachtige gouden medaille op.

Ze begon afgelopen schooljaar aan de Pabo in Zwolle, maar halverwege haakte ze af. “In september begin ik weer aan een opleiding, Sport, Gezondheid en Management in Arnhem of Groningen. Ik hoop in Groningen, want dan kan ik met een groepje wielrensters samen trainen.” Wielrennen is alles voor haar. Maar een opleiding achter de hand houden, lijkt haar wel verstandig. “Er zijn er weinig die er geld mee verdienen.”

Omdat ze nog net voor de jaarwisseling 19 wordt, mag ze sinds het begin van het jaar met de Grote Vrouwen meedoen. “Het is wel gaaf om met vrouwen als Leontien van Moorsel mee te fietsen. De eerste keer kijk je daar wel van op. Maar ook dat went wel weer.”

Het gaat lekker dit jaar. Derde op het NK tijdrijden in Bergeijk en in de driedaagse wedstrijd De Ster van Walcheren eindigde ze als zevende in het eindklassement. “Maar de overgang naar de elite is wel groot, hoor. Het peloton is veel groter. En de afstanden ook. Bij de junioren reden we 60, 70 kilometer, nu is dat vaak 120 tot 140 kilometer. Dat maakt wel even wat uit. Maar vorig jaar hebben we met een stel van At Home Cycling Team al wat extra kilometers gemaakt om die overstap kleiner te maken.” Begin dit jaar ervaarde ze in Frankrijk wat het zwaardere werk betekent. “Het was een tiendaagse wedstrijd, maar na acht dagen zeiden ze dat ik er maar mee moest stoppen. Toen was het mooi geweest.”