Artikel uit “Baronieuws” (ziekenhuis “de Baronie”), november 2000.

Wielrenster Marion Bax:

“Als hij het kan, moet het mij ook lukken”

Vroeger reed ze, samen met onder andere Keetie Hage en Mieke Havik, in de subtop van het nationale wielrennen. Daarna keek Marion Bax, die als verpleegkundige op IC werkt, jaren nauwelijks naar haar fiets om. Tot de nu 44-jarige Marion in ’97 ineens weer de smaak te pakken kreeg, lid werd bij Wielervereniging Breda Knooppunt en zich wederom opwerkte tot het niveau van de elitevrouwen. Voor de leken: dit is de categorie waar ook Leontien van Moorsel in rijdt. Tot oktober ’98; toen sloeg het noodlot toe. Terwijl ze plannen maakte om aan de wereldkampioenschappen deel te gaan nemen, brak ze tijdens een training haar linkerknieschijf en verbrijzelde ze haar rechterknieschijf. Einde wielercarriere dus.

“Helemaal niet” vond Marion. Ondanks de twijfel van orthopedisch chirurg Jolles of ze ooit nog wel op de fiets zou kunnen stappen, vocht ze terug. “Mijn grote voorbeeld was Johan Museeuw, een Belgische profwielrenner. Hij had enkele maanden eerder zijn knieschijf gebroken. In mijn revalidatieperiode reed Johan weer zijn eerste wedstrijden. Wat een doorzettingsvermogen, fantastisch. Ik dacht: “Als hij het kan, moet het mij ook lukken”. Drie maanden lag ik op bed, daarna werkte ik ontzettend hard aan mijn terugkeer in de wielerwereld. Gemiddeld revalideerde ik zo’n acht tot negen uur per dag. Met veel wilskracht is die terugkeer wonderbaarlijk goed gelukt. Ondanks de enorme tegenslag, werd Marions vechtlust dit jaar beloond met drie WK-medailles. Ze veroverde eind augustus brons tijdens het veteranen WK-wielrennen op de weg in het Oostenrijkse Sankt Johann en haalde in september zilver tijdens het wereldkampioenschap voor veteranen op de baan van Manchester. Tussendoor sleepte Marion bovendien de gouden medaille in de wacht bij het WK voor medici en paramedici, zowel op de weg als op de baan.

Sommige dingen wel, andere niet.
“Dit doorzettingsvermogen of vechtlust heb ik te danken aan het feit dat ik altijd aan topsport heb gedaan, daar leer je wel knokken. Op deze medailles ben ik echt heel erg trots, dit had ik nooit verwacht. Toch droom ik er soms stiekem van om nog eens een echt gouden plak te pakken. In mijn dagelijks leven, dus ook in mijn werk, heb ik mijn lichamelijke beperkingen. Lopen gaat me bijvoorbeeld veel minder goed af en daarom werk ik nu minder dan voor het trainingsongeluk. Daar heeft niet altijd iedereen begrip voor. Opmerkingen “Iemand die zo goed kan fietsen, moet toch zeker ook kunnen werken”, worden al snel gemaakt. Maar juist omdat ik andere lichamelijke beperkingen heb, is het zo heerlijk om pijnvrij te kunnen fietsen. Op mijn racefiets voel ik mijn knieen nauwelijks, kan daar dus al mijn energie in kwijt. Zo’n vijf, zes keer per week fiets ik zeventig kilometer, heerlijk”.